Haarlem is een bijzondere stad met een vriendelijke ambiance. Het historische centrum is met al haar grachten, singels en de vele monumentale panden een prachtig decor voor jullie grote dag. Zo kan je denken aan molen de Adriaan of een van de andere goedgekeurde trouwlocaties. Een prachtige omgeving in Haarlem voor jouw fotoreportage is bijvoorbeeld de Kleine Hout. Dit park is al eeuwenoud en werd vroeger als rustoord gezien. Natuurlijk zijn er nog talloze andere mooie plekken geschikt als trouwlocatie in Haarlem
De Adriaan werd geopend op 19 mei 1779. De windmolen staat aan de rivier het Spaarne, toentertijd aan de rand van de stad. De molen werd gebouwd op de bestaande funderingen van de vroegere Goevrouwetoren (Goede Vrouwentoren). De Goevrouwentoren maakte deel uit van het oude vestingwerk rond Haarlem. Doordat de molen boven op de fundering van de toren gebouwd werd, stond de molen hoog en ving daarmee veel wind.
Op 23 april 1932 gaat de molen volledig in vlammen op. De bevolking van Haarlem wil De Adriaan terug. Maar door de armoede in de jaren 30 (crisisjaren) en direct daarna de Tweede Wereldoorlog is er geen geld. De Vereniging Haerlem en de eigenaar: de Vereniging De Hollandsche Molen blijven ijveren voor herbouw, maar al hun plannen mislukken. In 1963 wordt de gemeente Haarlem eigenaar van de grond waarop de molen ooit stond en neemt meteen met de overdracht een herbouwplicht op zich. De belofte (of beter plicht) raakt in de vergetelheid, er gebeurt niets. Dat verandert als in 1991 Stichting Molen De Adriaan wordt opgericht. Doel van de Stichting: herbouw van De Adriaan. Makkelijk verloopt de realisatie van de plannen niet. De gemeente en bewoners willen wel, maar de gemeente beroept zich op geldgebrek. Dat verandert als de voorzitter van de Stichting Molen de Adriaan in 1996 in de archieven de passage over de herbouwplicht aantreft. De gemeente wordt aangesproken op deze verplichting.
Onder druk van inwoners van Haarlem en verschillende plaatselijke, regionale en landelijke organisaties (o.a. Monumentenzorg) komt de gemeente over de brug met 1 miljoen gulden (ca. 450.000 euro). Dat is niet genoeg, want de herbouw is begroot op ruim 2,5 miljoen gulden. Subsidies, steun van de Europese Unie, het Haarlems bedrijfsleven, sponsors en inwoners van Haarlem brengen het resterende bedrag op tafel. De herbouw start in april 1999, de molen wordt opgeleverd in april 2002. Sindsdien torent de molen weer boven de stad uit op de oude vertrouwde plek aan het Spaarne.
Wanneer in 1605 de Eerste Lutherse Synode te Amsterdam wordt gehouden, gaat de Haarlemse gemeente ook naar een eigen kerkgebouw verlangen. De gemeente bestond toen al veel langer.
Met zekerheid weten we dat tijdens het beleg van Haarlem in 1573 Lutherse Godsdienst oefeningen werden gehouden door de predikant Willem Lupech voor de soldaten van Hopman Steinbach. De jonge gemeente vond onderdak in de Kapel van het Sint Jacobs Gasthuis. De eerste steen voor een eigen kerkgebouw wordt op 11 februari 1614 gelegd op de oude fundamenten van de kapel van het klooster der Witte Heeren. De kerk werd op 9 februari 1615 voltooid en in gebruik genomen.
De grond was geschonken door de weduwe Pompe, die zoals zo mooi in de transportakte staat vermeld “ten behoeve van de gemeente van de confessie van Augsburch, die men Luterse noempt, ende by denselven tot eenen beede oft diensthuyse geappropieert” Naar de voorschriften van die tijd werd de kerk van deze “dissenters” als schuilkerk gebouwd, onopvallend, niet aan de openbare weg gelegen en niet uitstekend boven de omringende bebouwing. Rondom deze lieflijke plek, in de boomgaard van het voormalige klooster, werden in de loop van de tijd steeds meer bezittingen aangekocht. Aan de zuidkant van de kerk ontstond het hofje van Frans Loenen, aan de noordkant het Luthers hofje. Nu is vanuit de beide hofjes goed te zien hoe de oorspronkelijke bouw van de kerk is geweest. In 1648 werd de kerk drastisch verbouwd. Het maken van twee gewelven boven de twee bestaande zolders is de grootste verandering. Daaruit valt nu op te maken dat de kerk uit twee beuken bestond. De vorm van deze kerk doet denken aan een middeleeuwse hallenkerk. In de loop van de eeuwen is er heel wat verbouwd aan het gebedshuis.
Op 16 juni 1895 besloot de kerkenraad tot het verbouwen van de voorgevel, daartoe in staat gesteld door een aanzienlijk legaat. Er werd toen een neogotische gevel voor het gebouw geplaatst en een toren. In 1948 en 1970 vonden er verbouwingen plaats. In 1987 vond er nog een ingrijpende operatie plaats. De twee voorste houten kolommen in de kerk waren er slecht aan toe. Door verstikking van het materiaal waren ze verpulverd en moesten ze gedeeltelijk vervangen worden. De achter het gebouw gelegen consistorie (letterlijk: Grote Kerkenraad) verving in 1909 de nevenruimten. Architect J. London creëerde deze schitterende vergaderruimte. De wanden zijn bedekt met de gecalligrafeerde namen van predikanten, ouderlingen, diakenen en kerkrentmeesters, die gedurende alle bestaansjaren van de Evangelisch-Lutherse Gemeente dienst hebben gedaan.
Het kleine orgel dat in de beginjaren in de kerk werd gebruikt, werd tegelijkertijd met de grote verbouwing in 1779 vervangen door een Batzorgel. Honderd jaar later bouwde de Duitse orgelbouwer Julius Strobel er zijn orgel. De stijl van het fraaie Batzfront werd gehandhaafd. Het Strobelorgel zweeg begin zeventiger jaren. Na een lange stilteperiode is het orgel in oude luister hersteld en op 1 april 2001 liet het zijn jubelende klank weer horen!
De huidige Sint Bavokerk heeft verscheidene voorgangers gehad, zowel houten als stenen parochiekerken. In 1370 werd de laatste voorganger, een in romaanse stijl gebouwde parochiekerk, door een brand zwaar beschadigd. Deze kerk is toen grotendeels hersteld. Rond dezelfde tijd bouwde men een nieuw gotisch sanctuarium. Dit sanctuarium is nog steeds aanwezig. De bouwmeester hiervan was waarschijnlijk Meester Engelbrecht van Nijvel.
In 1429 werden de klokken uit de laatste voorganger van de Grote of Sint-Bavokerk in een groot houten vrijstaand klokhuis achter het koor van de kerk opgehangen.
In 1445 begon men onder leiding van de Brabantse architect Everaert Spoorwater aan de kruising en transepten, die rond 1500 werden voltooid. In 1470 werd een overeenkomst gesloten met Godevaert de Bosser en Steven Elen om een schip aan de kerk toe te voegen. Een jaar later, in 1471, werd de oude parochiekerk afgebroken, waarna men met de bouw van het schip begon. In 1481 kwam het schip tot stand en twee jaar later de twee zijbeuken. In het plan van Spoorwater was ook een forse westtoren opgenomen, die echter nooit werd gebouwd.
In 1502 maakte Cornelis de Wael, bouwmeester van de Dom van Utrecht, een ontwerp voor een vieringtoren, een Vlaams-Brabants element dat een unicum is in de noordelijke Nederlanden. De Wael stierf in 1505 en werd door Antoon I Keldermans opgevolgd. Snel bleek dat de vier kruispijlers het gewicht van de stenen toren niet konden dragen. Daarom werd de toren tussen 1514 en 1517 weer afgebroken. Lang werd verondersteld dat met het vrijgekomen bouwmateriaal een lantaarn op de romp van de toren van de Haarlemse Bakenesserkerk werd gebouwd. Deze veronderstelling is echter niet houdbaar gebleken. Men besloot op de kruising van de kerk een 74 meter hoge, met lood bedekte, houten toren te bouwen, bestaande uit een open achtkant en bekroond door een open ui. Het ontwerp van deze lichtere toren was vermoedelijk van Michiel Bartssoen. Na zijn dood voltooide Jacob Symonsz. van Edam zijn werk. De bouw van de toren begon in 1518 en werd in 1520 voltooid.
Opmerkelijk is het ontbreken van de luchtbogen, terwijl de aanzetten wel aanwezig zijn. De bogen konden vervallen, omdat men de zware stenen gewelfconstructie verving door hout. Waarschijnlijk durfden de bouwers het risico van deze zware constructies op de slappe, onbetrouwbare bodem niet aan. Een andere lezing is, dat de bekendheid met de scheepsbouw toentertijd heeft geleid tot dit aparte Hollandse kerkinterieur.
Hoewel de Sint Bavokerk door verschillende bouwmeesters is gebouwd, vertoont de kerk als geheel toch een eenheid van gotische stijl.
De Nieuwe Kerk (1649) in Haarlem geldt als een van de meest bijzondere kerkgebouwen die na de reformatie voor de protestantse eredienst zijn gebouwd in de Republiek der Nederlanden. Het strenge, classicistische ontwerp is van Jacob van Campen, die in opdracht van het Haarlemse stadsbestuur een kerkgebouw maakte ter vervanging van de bouwvallige en krappe gotische Sint Annakapel. De toren (1613), opgetrokken in de decoratieve stijl van de Hollandse renaissance door stadsbouwmeester Lieven de Key, moest blijven staan.
De Nieuwe Kerk was in Haarlem het eerste stenen kerkgebouw dat speciaal voor de protestanten werd gebouwd; tot dan toe hadden de Haarlemse gereformeerden alleen gebruikgemaakt van een houten - sinds lang gesloopte - preekschuur buiten de stadswallen én natuurlijk de kerkgebouwen die in de middeleeuwen waren neergezet voor de rooms-katholieke godsdienst. Het splinternieuwe ontwerp van Van Campen leende zich bij uitstek voor een dienst waarbij alle aandacht niet naar het altaar ging, maar naar de bijbel. De kansel stond centraal opgesteld; vanuit alle hoeken in de kerkzaal was de predikant zowel zichtbaar als hoorbaar.